Het gelach betalen

Misschien niet het beste, maar wel het leukste spel op Spiel 2011 was zonder enige twijfel Dungeon Fighter (Heidelberger).

Ik heb met een verdwaalde Zweed en twee gezellige Duitsers een sessie gespeeld en het spel onmiddellijk daarna gekocht.

Met plezier het gelach betaald.

En wel hierom.

Wij hebben tranen met tuiten gelachen onder ons vieren en aan de belendende tafels was dat niet anders. Moest u vanaf de zijlijn het aantal juichkreten, hoera-uitroepen, vreugde-uitbarstingen, verwensingen en schuddebuikmomenten hebben geturfd: men was u op dit eigenste moment aan het ingipsen omwille van een schrijfcontractuur. Een zwaar contrast met – ik noem maar iets – de begrafenissfeer waarin Trajan werd gespeeld. Dat ligt aan de aard van het beestje waarschijnlijk, maar toch: als ik moest kiezen wist ik het wel.

In dit coöperatieve spel gaan één (veel minder leuk dan met meer) tot zes avonturiers, naar goede gewoonte met erg weinig kans op slagen, een kerker in om aldaar naar goud en edelstenen te zoeken, onderweg monsters bekampend. En ook de plaatselijke bevolking in één ruk door van het verschrikkelijkste creatuur van allemaal – de eindboss! – verlossend.

Zoals het een goede dungeoncrawler betaamt is het stelletje ongeregeld waarvan u deel uitmaakt samengesteld uit elfen, tovenaars, krijgers en meer van dat fraais, elk behept met een specifieke eigenschap.

Heel speciaal: het centrale spelbord manifesteert zich hier onder de vorm van een schietschijf. Daarop moeten de avonturiers tijdens de gevechtssituaties in het spel hun speciale gevechtsdobbelstenen (basis- en eventueel bonusdobbelstenen) laten terecht komen. Hoe meer naar het midden van de schijf, hoe meer schade de avonturier bij het monster dat wordt bekampt aanricht.

De clou van het spel is dat elk monster door elk van de avonturiers met een bepaalde gevechtstechniek moet worden aangepakt. Die staat aangegeven op de monsterkaart. Gevechtstechniek wil hier zeggen: de manier waarop u de gevechtsdobbelsteen gooit. De basistechniek: zodanig gooien dat de dobbelsteen één keer het tafeloppervlak raakt vooraleer hij op de schijf belandt. U gaat me niet geloven maar deze basistechniek is al veel moeilijker dan u denkt. Ik heb een sterk vermoeden dat hierop in achterkamertjes intensief gaat worden geoefend. Die ene keer botsen buiten de schietschijf blijft ook voor elke andere worptechniek een voorwaarde. U gaat echt niet weten wat u overkomt.

Want wat te denken van ruggelings gooien, gooien van onder de tafelrand, de elleboogworp en – ga er even bij zitten – de neusworp? Dat zijn maar enkele van de technieken voor gevorderden.

Belandt uw dobbelsteen op de schietschijf met het speciale merkteken naar boven hebt u echt wel geboft. U mag dan immers de speciale vaardigheid van uw karakter gebruiken.

Verslaat u het monster – iedereen speelt om beurt tot het gevecht ten einde is – krijgt u het goud of de uitrusting dat het bij zich had en kunt u dieper de kerkers in. Verslaat het monster de helden is het spel voorbij en begint u onmiddellijk – dat staat echt wel als een paal boven water – opnieuw. Geraakt u uiteindelijk toch tot bij het monster der monsters ontspint zich een spannende eindstrijd die het uiterste van uw gevechtstechnieken zal vragen.

Troeven: het prachtige materiaal, de monstertoren, de variatie door de steeds opnieuw samen te stellen kerkertegels bij het begin van het spel, het feit dat niet elk monster in elk spel wordt gebruikt en daardoor elke sessie ook steeds weer anders verloopt, de instelbaarheid van de moeilijkheidsgraad, de speciale vaardigheden van uw avonturiers, de uitrustingen en hulpmiddelen die u onderweg kunt kopen met uw gevonden goudstukken, de speciale kamers, de aanwezigheid van een leider die voor zichzelf en de leden van het gezelschap steevast de verkeerde weg kiest, de toenemende spanning wanneer de eindkamp in zicht komt, de lage overlevingskansen en de wanhoop die zich manifesteert als u vaststelt hoe moeilijk het is om die eenvoudige zeszijdige dobbelsteen op die reusachtige schietschijf te laten terechtkomen. Voeg daarbij nog het “veel meer zijn” dan een louter behendigheidsspel – hier moet ook echt wel worden nagedacht vooraleer u een beslissing neemt – en het coöperatieve aspect (u voelt zich echt helemaal betrokken, getuige de vreugdekreten die tot uw verbijstering uw mondholte zullen ontstijgen na een succesvolle aanval van een medespeler).

Wegblijven moet u als u niets moet hebben van spellen waarbij enig fingerspitzengefuhl nodig is, u echt niet graag lacht, een afkeer hebt van plezier en u bordspellen altijd veel te serieus neemt. Dan moet u maar ergens in een hoekje Mil (1049) of Trajan gaan spelen.

Dominique

 

Dungeon Fighter

Aureliano Buonfino / Lorenzo Silva / Lorenzo Tucci Sorentino

Heidelberger, 2011

1 tot 6 spelers vanaf 10 jaar

45 minuten

Een gedachte over “Het gelach betalen

Reacties zijn gesloten.